DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0754
742
Dood van Antoon van Tiijck
van Blackfriars liet hij elk 3 pond sterlings, en aan ieder zij-
ner knechts en meiden 20 schellingen. Zijne vrouw, Mary
Ruthven, Mistris Catharine Cowley en Master Aurelius de
Meghen, welke alle drie naast zijn ziekbed stonden, benoem-
de hij tot uitvoeders van zijnen uitersten wil. Den laatste
schonk hij daarvoor i5 pond sterlings; aan Catharine Cowley
gaf hij een inkomen van 10 ponden gedurende vier jaren,
en daarna zou zij jaarlijks 18 ponden genieten als voogdes
zijner dochter, tot deze de achttien jaren zou bereiken.
De bedenkelijke toestand, waarin de nog zoo jonge van
Dijck verkeerde, maakte eenen pijnlijken indruk op zijne tal-
rijke bekenden en voornamelijk op de bewonderaars van zijn
weergaloos talent. De Koning, nu uit Schotland teruggeko-
men, bezocht met zijnen arts den zieltogenden Hofschilder, en
beloofde 3oo pond sterlings, om hem van den dood te redden.
Arnold Houbraken beweert, dat verscheiden? geloofwaardige
personen hem te Londen verhaalden, hoe men,, om den
befaamden Antwerpschen meester te genezen, wonderlijke
pogingen te werk stelde. Men deed namelijk een rund kelen,
de ingewanden inhaast er uittrekken en den kranke daar naakt
in naaien, om aldus zijn bloed te verwarmen en de levens-
geesten te doen opwakkeren. Het bleek echter « dat van Dijck
zich aan de vlam van Kupido's fakkel gezengd had, en de
hulpmeesters, om dien brand te koelen, hadden zijn levens-
vuur meteen uitgebluscht, zoodat er geen verwarmen aan
hem was. » Met de guurheid des winters nam die verkoeling
des bloeds nog toe, en de koning der portretschilders overleed
den 9n December 1641, slechts twee en veertig jaren, acht
maanden en zeventien dagen oud !
Van Dijcks wettige dochter, die bij dit vroegtijdig afsterven
Dood van Antoon van Tiijck
van Blackfriars liet hij elk 3 pond sterlings, en aan ieder zij-
ner knechts en meiden 20 schellingen. Zijne vrouw, Mary
Ruthven, Mistris Catharine Cowley en Master Aurelius de
Meghen, welke alle drie naast zijn ziekbed stonden, benoem-
de hij tot uitvoeders van zijnen uitersten wil. Den laatste
schonk hij daarvoor i5 pond sterlings; aan Catharine Cowley
gaf hij een inkomen van 10 ponden gedurende vier jaren,
en daarna zou zij jaarlijks 18 ponden genieten als voogdes
zijner dochter, tot deze de achttien jaren zou bereiken.
De bedenkelijke toestand, waarin de nog zoo jonge van
Dijck verkeerde, maakte eenen pijnlijken indruk op zijne tal-
rijke bekenden en voornamelijk op de bewonderaars van zijn
weergaloos talent. De Koning, nu uit Schotland teruggeko-
men, bezocht met zijnen arts den zieltogenden Hofschilder, en
beloofde 3oo pond sterlings, om hem van den dood te redden.
Arnold Houbraken beweert, dat verscheiden? geloofwaardige
personen hem te Londen verhaalden, hoe men,, om den
befaamden Antwerpschen meester te genezen, wonderlijke
pogingen te werk stelde. Men deed namelijk een rund kelen,
de ingewanden inhaast er uittrekken en den kranke daar naakt
in naaien, om aldus zijn bloed te verwarmen en de levens-
geesten te doen opwakkeren. Het bleek echter « dat van Dijck
zich aan de vlam van Kupido's fakkel gezengd had, en de
hulpmeesters, om dien brand te koelen, hadden zijn levens-
vuur meteen uitgebluscht, zoodat er geen verwarmen aan
hem was. » Met de guurheid des winters nam die verkoeling
des bloeds nog toe, en de koning der portretschilders overleed
den 9n December 1641, slechts twee en veertig jaren, acht
maanden en zeventien dagen oud !
Van Dijcks wettige dochter, die bij dit vroegtijdig afsterven