Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0951

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Zijn {oon Peter Pauwel Thijs

te laten malen, waarop Zijne Keizerlijke Majesteit, de heer
Prelaat van Sint Michiels, de Buiten-Burgemeester Hendrik
van Halmale als Hoofdman, en al de Dekens en Oudermans
der Gilde naar het leven zouden worden afgebeeld. Peter Thijs
werd gelast eene schets te vervaardigen, en op 11 September
1677 werd hem ter kamervergadering de ontworpen schilderij
besteld voor 1200 gulden, terwijl er met den meester voor 21
gulden 12 stuivers wijn werd gedronken. Tien der twintig
Dekens en Oudermans had de kunstenaar « alreeds naer het
leven met zijne eygene handt in de tronie volmaeckt »
toen hij plotselings overleed. Op 7 October 1677 besloot het
bestuur der Kolveniers, dat het onvoltooid gewrocht van den
« loffelijcken constschilder » door zijnen zoon Peter Pauwel
Thijs zou worden voltrokken; doch over het verplaatsen ee-
niger figuren ontstond er twist tusschen de Dekens, en het
duurde tot in 1678, eer het tafereel, dat nog vergroot werd,
kon vastgeankerd worden in de zaal van den hof der Gilde.
Nauwelijks was het kunststuk bewonderd, of Peter Pauwel
Thijs werd als meesterszoon vrij schilder; maar op 27 Maart
1679 was hij zijnen vader reeds in het graf gevolgd.

Cornelis de Bie noemde Jan de Duyts eenen vermaarden
en begaafden Antwerpsehen schilder, wiens onsterfelijken lof
hij in verzen moest verkonden. Thans wil men hem vergeten,
ofschoon er nog verdienstelijke werken van hem voorhanden
zijn. Hij kwam den 28n Januari 1629 ter wereld, werd ten
jare 1642 leerling van Frans Denijs, en zes jaren later vrij meester
onzer Schilders-Kamer. De Bie, die met Jan de Duyts leefde,
moet gebruik maken van dicht en proza om des kunstenaars
talent naar behooren op te hemelen. Hij zegt, dat het uitgele-
zen penseel van Jan de Duyts voor verscheidene plaatsen van
 
Annotationen