Zijne kunstreizen
waar zijne moeder hem, onder andere, nog voor 5 gulden verf
opzond, terwijl zij voor hem 179 gulden aan wisselbrieven
betaalde. In Juni 1635 schreef Jan Fijt van uit den vreemde,
dat hij zijne zuster Anna i5o gulden schonk voor het feest
harer professie als begijn. Na zijn verblijf in Frankrijk moet
Jan Fijt naar Italië zijn getogen, aangezien hij in i65o bij de
gilde onzer Romanisten werd aanvaard. Echter bevond zich
onze kunstenaar lang voor dit jaar terug binnen Antwerpen.
Den 5n September 1641 blijft hij in onze stad borg voor zijnen
broeder, den tapijtkoopman Peter Fijt, wiens goederen toen
werden aangeslagen. In April 1642 krijgt Jan Fijt een vrijge-
leide, om naar Holland te reizen; maar dit uitstapje was van
korten duur. In ditzelfde jaar had onze meester nog een
kunstgeschil met Erasm Quellin, dat voor het bestuur der
Antwerpsche Schilders-Kamer werd vereffend. Den 5n No-
vember 1643 aanvaardde Jan Fijt den zestien-jarigen Jeroom
Pickaert als leerling. De jongeling zou bij hem gedurende
vijf jaren inwonen met kost, kleeren, wasschen en plasschen,
en v/el zonder voor dit alles iets te moeten betalen, een bewijs
dat de jonge Pickaert zijnen meester reeds eene gewichtige
kunsthulp zou verkenen. Fijt ontving nog andere leerlingen,
welke hij echter zuinigheidshalve niet aangaf bij de Sint Lu-
casgilde. Voor die nalatigheid daagden de Dekens den over-
treder der verordening voor de Schilders-Kamer; maar
andermaal werd het geschil bijgelegd. Onze uitstekende
dierenschilder schijnt tamelijk hebzuchtig te zijn geweest,
en dit gebrek veroorzaakte hem veel ongenoegen. In 1648
krakeelde hij met zijnen broeder over de nalatenschap hunner
moeder; in 1651 betwistte hij aan zijne zuster hare rechten
op hun ouderlijk huis, en in i652 had hij een lang en onaan-
waar zijne moeder hem, onder andere, nog voor 5 gulden verf
opzond, terwijl zij voor hem 179 gulden aan wisselbrieven
betaalde. In Juni 1635 schreef Jan Fijt van uit den vreemde,
dat hij zijne zuster Anna i5o gulden schonk voor het feest
harer professie als begijn. Na zijn verblijf in Frankrijk moet
Jan Fijt naar Italië zijn getogen, aangezien hij in i65o bij de
gilde onzer Romanisten werd aanvaard. Echter bevond zich
onze kunstenaar lang voor dit jaar terug binnen Antwerpen.
Den 5n September 1641 blijft hij in onze stad borg voor zijnen
broeder, den tapijtkoopman Peter Fijt, wiens goederen toen
werden aangeslagen. In April 1642 krijgt Jan Fijt een vrijge-
leide, om naar Holland te reizen; maar dit uitstapje was van
korten duur. In ditzelfde jaar had onze meester nog een
kunstgeschil met Erasm Quellin, dat voor het bestuur der
Antwerpsche Schilders-Kamer werd vereffend. Den 5n No-
vember 1643 aanvaardde Jan Fijt den zestien-jarigen Jeroom
Pickaert als leerling. De jongeling zou bij hem gedurende
vijf jaren inwonen met kost, kleeren, wasschen en plasschen,
en v/el zonder voor dit alles iets te moeten betalen, een bewijs
dat de jonge Pickaert zijnen meester reeds eene gewichtige
kunsthulp zou verkenen. Fijt ontving nog andere leerlingen,
welke hij echter zuinigheidshalve niet aangaf bij de Sint Lu-
casgilde. Voor die nalatigheid daagden de Dekens den over-
treder der verordening voor de Schilders-Kamer; maar
andermaal werd het geschil bijgelegd. Onze uitstekende
dierenschilder schijnt tamelijk hebzuchtig te zijn geweest,
en dit gebrek veroorzaakte hem veel ongenoegen. In 1648
krakeelde hij met zijnen broeder over de nalatenschap hunner
moeder; in 1651 betwistte hij aan zijne zuster hare rechten
op hun ouderlijk huis, en in i652 had hij een lang en onaan-