i io6
Adriaan de Gryeff
hij, als kunstschilder en geboren Antwerpenaar, na zeventien
jaren binnen Rome te hebben gewoond, zich weder in onze
stad wilde vestigen, bijaldien hij er de bevrijding van de
burgerwacht, van het dekenschap der Sint Lucasgilde en
van het kerkmeestersambt kon bekomen. Onze Wethouderen
schonken den kunstenaar al het verlangde en eerst in 1699
vestigde hij zich te Brussel waar hij, als voornaam dieren-
schilder, bij de Sint Lucasgilde trad en korts nadien moet
zijn gestorven.
De laatste dierenschilder, welke zich in de XVIIe eeuw
onderscheidde, was Adriaan de Gryeff. Hij zelf schreef :
« Adrianus de Gryeff » en: «de GrijfF. » Op zijne schilderijen
lezen wij zijn handteeken « A. Gryeff » of « A. D. Gryeff. »
Alhoewel de meester het tijdperk van het kunstverval
beleefde, was hij waarlijk nog niet van talent ontbloot.
Zijne tafereelen waren rijk en aantrekkelijk van samenstelling
en uitmuntend geteekend. Hij schilderde zijne levende hon-
den, zijn dood wild en jachtgerief in den trant van Jan Fijt,
dien hij in kracht en schoonheid van kleur bijna evenaarde ;
doch zijne penseeling was minder breed, maar integendeel
fijn en uitvoerig. In bijzondere verzamelingen prijken er nog
verscheidene zijner puike gewrochten. In de museums vindt
men van hem, te Sint Petersburg : twee stukken Dood Wild
in een Landschap, benevens twee gewrochten met Hoen-
ders, geteekend A. Gryeff; te Parijs: Doode Hazen,
Patrijzen en ander Wild bij eenen Jager en Hon-
den in een Landschap, geteekend : A. Gryeff; te Rijsel :
Doode Vogels, en Groenten en Vruchten, geteekend:
A. D. Gryeff; te Cherbourg : Levend Pluimgedierte,
en Dood Wild, geteekend : A. Gryeff; te Rouaan : twee
Adriaan de Gryeff
hij, als kunstschilder en geboren Antwerpenaar, na zeventien
jaren binnen Rome te hebben gewoond, zich weder in onze
stad wilde vestigen, bijaldien hij er de bevrijding van de
burgerwacht, van het dekenschap der Sint Lucasgilde en
van het kerkmeestersambt kon bekomen. Onze Wethouderen
schonken den kunstenaar al het verlangde en eerst in 1699
vestigde hij zich te Brussel waar hij, als voornaam dieren-
schilder, bij de Sint Lucasgilde trad en korts nadien moet
zijn gestorven.
De laatste dierenschilder, welke zich in de XVIIe eeuw
onderscheidde, was Adriaan de Gryeff. Hij zelf schreef :
« Adrianus de Gryeff » en: «de GrijfF. » Op zijne schilderijen
lezen wij zijn handteeken « A. Gryeff » of « A. D. Gryeff. »
Alhoewel de meester het tijdperk van het kunstverval
beleefde, was hij waarlijk nog niet van talent ontbloot.
Zijne tafereelen waren rijk en aantrekkelijk van samenstelling
en uitmuntend geteekend. Hij schilderde zijne levende hon-
den, zijn dood wild en jachtgerief in den trant van Jan Fijt,
dien hij in kracht en schoonheid van kleur bijna evenaarde ;
doch zijne penseeling was minder breed, maar integendeel
fijn en uitvoerig. In bijzondere verzamelingen prijken er nog
verscheidene zijner puike gewrochten. In de museums vindt
men van hem, te Sint Petersburg : twee stukken Dood Wild
in een Landschap, benevens twee gewrochten met Hoen-
ders, geteekend A. Gryeff; te Parijs: Doode Hazen,
Patrijzen en ander Wild bij eenen Jager en Hon-
den in een Landschap, geteekend : A. Gryeff; te Rijsel :
Doode Vogels, en Groenten en Vruchten, geteekend:
A. D. Gryeff; te Cherbourg : Levend Pluimgedierte,
en Dood Wild, geteekend : A. Gryeff; te Rouaan : twee