Zeger Jacob van Hellemont
24n Maart 1744 als Landvoogden te Antwerpen werden
ingehaald, had Kerricx het hoogere toezicht over de versiering
der stad. De ijver, welken hij bij die gelegenheid aan den dag
legde, kostte hem het leven. Hij had aan het oprichten der
praalbogen zijne zwakke lichaamskrachten derwijze over-
spannen, dat hij na den afloop der feestelijkheden ziek viel.
Den 711 Januari 1745 wTerd hij met luister in de kerk der
Predikheeren begraven.
Eenige dagen later betaalde ons Magistraat, aan zijne
twee achtergelaten weezen, Maria en Joanna Kerricx, de 1212
gulden 9 stuivers, welke het den afgestorvene schuldig bleef
voor de gemelde versiering onzer markten en straten. 1
Zwak onder alle opzichten, en toch geroemd in die eeuw
van kunstverval, was Zeger Jacob van Hellemont. Hij had
het leven te danken aan onzen portretschilder Jan van Helle-
mont en aan Isabella le Rousseau. Toen Zeger Jacob op
17 April i683 ter wTereld kwam, scheen hij bijna levenloos,
zoodat hij terstond door de vroedvrouw moest gedoopt
worden. Echter kwam de kleine weer bij, en acht dagen later
kon hij in onze hoofdkerk over de vont worden geheven.
Zijn vader leerde hem de kunst, maar de jonge schilder werd
in onze stad geen vrijmeester. Als dusdanig bood hij zich ten
jare 1711 aan bij de kunstenaarsgilde der hoofdstad, omdat
1 <r Aen de erffgenaemen van wijlen G. I. Kerrix, belthouder ende ingenieur, de
somme van een duysent, twee hondert, twelf ponden, negen schellingen Artois, over soo
vele de selven betaelt heeft aen verscheyde persoonen, over leveringe, ende gewerckt te
hebben aen de arcken ende andere versierselen gestelt op verscheyde merckten ende
straeten deser stadt, ten tijde ende voor de incomste van Haere Doorluchtigste Hoocheden
Maria Anna, Artshertoghinne van Oostenrijck, ende den Prince Charles van Lorreynen, als
Gouverneurs Generaels deser Nederlanden, luyt de rekeninge met attestatie van de bouw-
meesters ende ordonnantie in date 31 Januarii 1745 met quittantie, dus hier...........
jm tjc XII lt IX sc. 5> Rekening der stad Antwerpen, i744, fol. 428 v°.
Den ln April 1747 betaalde het Magistraat nog 280 gulden aan dezelfde erfgenamen
voor de menigvuldige diensten door hunnen gestorven vader bewezen tijdens de gemelde
versiering onzer stad.
24n Maart 1744 als Landvoogden te Antwerpen werden
ingehaald, had Kerricx het hoogere toezicht over de versiering
der stad. De ijver, welken hij bij die gelegenheid aan den dag
legde, kostte hem het leven. Hij had aan het oprichten der
praalbogen zijne zwakke lichaamskrachten derwijze over-
spannen, dat hij na den afloop der feestelijkheden ziek viel.
Den 711 Januari 1745 wTerd hij met luister in de kerk der
Predikheeren begraven.
Eenige dagen later betaalde ons Magistraat, aan zijne
twee achtergelaten weezen, Maria en Joanna Kerricx, de 1212
gulden 9 stuivers, welke het den afgestorvene schuldig bleef
voor de gemelde versiering onzer markten en straten. 1
Zwak onder alle opzichten, en toch geroemd in die eeuw
van kunstverval, was Zeger Jacob van Hellemont. Hij had
het leven te danken aan onzen portretschilder Jan van Helle-
mont en aan Isabella le Rousseau. Toen Zeger Jacob op
17 April i683 ter wTereld kwam, scheen hij bijna levenloos,
zoodat hij terstond door de vroedvrouw moest gedoopt
worden. Echter kwam de kleine weer bij, en acht dagen later
kon hij in onze hoofdkerk over de vont worden geheven.
Zijn vader leerde hem de kunst, maar de jonge schilder werd
in onze stad geen vrijmeester. Als dusdanig bood hij zich ten
jare 1711 aan bij de kunstenaarsgilde der hoofdstad, omdat
1 <r Aen de erffgenaemen van wijlen G. I. Kerrix, belthouder ende ingenieur, de
somme van een duysent, twee hondert, twelf ponden, negen schellingen Artois, over soo
vele de selven betaelt heeft aen verscheyde persoonen, over leveringe, ende gewerckt te
hebben aen de arcken ende andere versierselen gestelt op verscheyde merckten ende
straeten deser stadt, ten tijde ende voor de incomste van Haere Doorluchtigste Hoocheden
Maria Anna, Artshertoghinne van Oostenrijck, ende den Prince Charles van Lorreynen, als
Gouverneurs Generaels deser Nederlanden, luyt de rekeninge met attestatie van de bouw-
meesters ende ordonnantie in date 31 Januarii 1745 met quittantie, dus hier...........
jm tjc XII lt IX sc. 5> Rekening der stad Antwerpen, i744, fol. 428 v°.
Den ln April 1747 betaalde het Magistraat nog 280 gulden aan dezelfde erfgenamen
voor de menigvuldige diensten door hunnen gestorven vader bewezen tijdens de gemelde
versiering onzer stad.