Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Der Sturm: Monatsschrift für Kultur und die Künste — 14.1923

DOI Heft:
Elftes Heft
DOI Artikel:
Broersma, Sjoerd: Gedichte
DOI Artikel:
Liebmann, Kurt: Rudolf Blümner
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.47213#0198

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Gedichte
Sjoerd Broersma
Fantasien
I
Als wilde vlammen
Kronklend omlaag
In ’t lichte verre
Van den schemeravend
Buigt hartstochtsmoe
De ranke schaduw
Van ’n mild gelaat
Over aarde’s tranenzee.
Vreemd
Haar lach die verklonk in ’t zeegedruisch.
II
’s Avonds stond ik aan ’t strand
Wit blonk der duinen zand
— Waar bleef je leven nu? —
Maar neen . . ♦ . ik wist
Je stem hier voor my
In de branding
Ginds
Nog even
Tritt je lach
Ik fluister
Zacht je naam
En schrei . . .

III
Vreemd ons denken op deez ’aard
Er is geen licht geen duisternis
Nog de weerlichtschyn
Van een droef gezicht
Verpletterd
Vallen wy de diepte in
Ontkracht
Ontzield
Verloren
Ons verder leven
Arm
Wereld.

Morgenscheemring
Grauwe scheemring. Hooge torens. Donkre
lyning. Roode daken. Vuile straten. Doffe
glinstering. Van ruigen rullen stadsomtrek.
Weeldrig saamgedrongen. Barst ’t licht
open. Schuw weerkaatst. Licht omzaald.
De donkerte vervaagt. ’t Water staalgrys
gestaald. Blauwe rimpeling. Hooge licht-
kring.

D’einder blinkt. Trans verlucht. Wind-
gerucht ’n kraai vliegt op. ’n Tweede volgt.
De derde verholgd.
Krast aaklig schor. Boven in de boomen.
Is wegver, boomhoog ’n wilde vlucht ge-
komen.
Rumoer rilt door de reven. Ruchtig.
Verbreidt ’t licht zieh vluchtig
Over stad en land. Luchtig.
Weerkaatst op huis en gracht
Oneindig zacht ....
Avondpark
Boomen
Körnen
Droomen
Oogen
Bogen
Voorover
In loover
Fluit
Tapuit
Schril
Stil
Door
Koor
Herhaald
Omzaald
Daalt
Avond —
Stond


Rudolf Blümner
Strahl-Kristall Wort-Ton-Erlebnis dem Kreis
der Kunst-Einheit und -Wende des 20. Jahr-
hunderts geboren stürzt sich auf diesen
Künstler. Gemartert Lust und Qual in Licht
gehoben schwebt Menschkörper nun. Offen
dem Ton. Mund-Oeffnung. Mundslurz. All-
Ton rauscht ihm.
Lichtet Archipenko den Leib. Reisst zufäl-
lige Materie zur Ewig-Linie. Staltet Kan-
dinsky Ur-Stern-Welt sternend Farbe und
Form. Schlägt Stramm das Wort aus
Feuern. Fällt die Vision des Wort-Ton-
Künstlers auf die Sprachmasse Kunstwerk
und schafft neue Welt. Er ist es: Wort-
Ton-Gestalter. Rudolf Blümner.

168
 
Annotationen