Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 3.1901-1902

DOI Heft:
Nr. 1 en 2
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: De veiling Heeswijk en de aanwinsten van het Nederlandsch Museum
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17409#0018

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
10

Berichten over Nederlandsche Musea.

De veiling Heeswijk en de aanwinsten van het Nederlandsch Museum.

Van de laatste Heeswijksche veiling kan weer hetzelfde gezegd
worden als van de beide vorige : er was veel, maar weinig goeds.

Wanneer een verzameling onder den hamer komt, een verzame-
ling welke werkelijk dien naam waard is, dan bevangt ons altijd
een gevoel van neerslachtigheid. Een resultaat van geduld, van
opoffering, van passie ziet men verdwijnen; wat een geheel was,
met de uitdrukking van een persoonlijkheid, sterft weg. De catalo-
gus prijkt dan dikwijls met een voorrede, met een in memoriam,
waaruit onze piëteit voor het werk van den verzamelaar spreekt.
Ja, zoo'n catalogus is een soort monument dat men later met genoe-
gen nog naslaat.

Wat zagen wij in den Bosch ? — De groote luxueuse catalogi
door de firma Frederik Muller & Co., met lofwaardige nauwgezet-
heid samengesteld, zijn niettemin lugubere, holle, niets zeggende
boekdeelen, welke alleen van onnoozelc vergaarwoede getuigen.
Bij geluk, de heeren vergaarden in een tijd, dat de fraaiste zaken
nog voor een appel en een ei te krijgen waren, kwam er wel eens
een mooi stuk in het kasteel, maar dat was hun schuld niet,
want bij de ernstige kunstkoopers van toen, was het te over bekend,
dat de heeren van den Bogaerde meer op kwantiteit dan op kwali-
teit letten en slechts voor een koopje te vangen waren.

Men werd korzelig bij het bekijken van al die voorwerpen. Wat
een geld, wat een tijd was daaraan verknoeid! En nog ongeduldiger
werd men, wanneer ons gewezen werd op de Heeswijksche collectie,
als op de belangrijkste van ons land.

Waar ligt het toch aan, dat wij Hollanders zoo heelemaal geen
gevoel hebben voor het kundig bijeenbrengen van voorwerpen tot
serieën, die werkelijk eloquent iets vertellen. Liefhebbers voor
prullen, menschen die hun huis volstoppen met de meest disparate
dingen, tellen wij bij de vleet, maar waar zijn de fijnproevers, die
hartstochtelijk iets heel moois beminnen, zóó, dat zij het middel-
matige schuwen ? — Toch zouden dat de lieden moeten zijn die de
voorraadschuren vullen, waaruit na hun dood onze musea konden
putten. En zelfs wanneer men zou willen opnoemen de liefhebbers
van den tweeden rang, met meer bescheiden middelen, die zonder
een al te streng criterium aan te leggen, hun genot vinden in het
 
Annotationen