Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (3.1901-1902)

251

hands mocht dat plaatselijk onderzoek op zich zelf dan ook tot geen andere
gevolgtrekkeng dan de door ons boven gemaakte leiden.

De echtheid der voorwerpen, waarom het hier gaat, kan dus allerminst
uit de, door mr. Joosting aangenomen, vindplaats blijken. Wat er nu verder
van is, zal misschien het volgens haar verslag over 1902, door de Commissie
van Bestuur van het Prov. Museum begonnen onderzoek kunnen uitwijzen.
Met Hunsow en de verwoesting daarvan door de Noormannen of anderen
zal daarbij niet moeten worden geopereerd, maar met nauwkeurig door des-
kundigen vastgestelde en gecontroleerde opgravingen kan misschien iets
worden bereikt. Al is het dan niet waarschijnlijk, dat het bewijs der echtheid
en der plaats van herkomst zal kunnen worden verkregen, het ook niet on-
belangrijk resultaat van de hoogst vermoedelijke onechtheid dier voorwerpen
zal misschien kunnen worden bereikt. Alleen de veronderstelling, dat het be-
wuste vaatwerk als preciosa door de vluchtende bewoners zoude zijn begraven
en wel zoo maar in den grond, schijnt mij met het oog op die objecten zelve,
op hunne beweerde bestemming als huisraad en hunne vervaardiging uit leem
en klei zoo onwaarschijnlijk, dat het zoeken eener oplossing in die richting
m. i. al van te voren als mislukt is te beschouwen. In zijne verslagen
schijnt dr. Pleyte dan ook meer aan medegiften bij de begraving te hebben
gedacht, althans hij spreekt bepaaldelijk daarvan, gelijk wij in den aanvang
van dit opstel zagen, bij de vermelding van het volgens het verslag over 1899
ter plaatse gevonden en van mr. Joosting overgenomen vaatwerk ').

Rotterdam, Februari 1902.

Seerp Gratama.

Korte Mecledeelingen.

Muntvondst te Grouw.

Bij het wegruimen van een oude wal te Grouw, gemeente Rolde, provincie
Drenthe, vondt men bijeen de volgende 27 munten.

Een duit van Groningen van (?) met het randschrift „Sit nomen domini
benedictum" ;

Twee kruisrijksdaalders, 1567 en 1568, van Philips II, als hertog van Bra-
bant, geslagen te Antwerpen ;

Drie stuks van 1/5 Philipsdaalder van 1566, van Philips II, als hertog van
Brabant, geslagen te Antwerpen ;

Twee Spaansche realen van Vieren, van Ferdinand en Isabella ;

Twee Spaansche realen van Vieren, van Philips II ;

U Behooren deze. de hals van het kannetje en de bodem van den pot tot de voorwerpen,
die het plaatselijk onderzoek heeft opgeleverd, tot welke veronderstelling wel eenige reden is,
dan zijn de beide heeren op de meest curieuse wijze met elkander in tegenspraak.