Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 3.1901-1902

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Verslagen van Vereenigingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17409#0275

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
269

Verslaeen van Vereenioineen.

Museum en School voor Kunstnijverheid te Haarlem. Ver-
slag over 1901.

Met genoegen lazen wij van de praktische veranderingen welke
de tentoonstelling der verzamelingen zal ondergaan: meer systema-
tische indeeling, verwijdering van een groot deel der modellen, welke
hun waarde als technische voorbeelden verloren hebben, herziening
der verzameling gipsafgietsels. Men heeft terecht begrepen, dat het
nut van een museum meer van de kwaliteit der voorwerpen dan van
de kwantiteit moet uitgaan.

Het gebruik dat van de boekerij gemaakt wordt is steeds be-
langrijk. De direktie heeft het echter noodig geacht, den steun in te
roepen van hen voor wie de boekerij is bestemd, ten einde tegen
onzorgzame behandeling te waken.

Maandelijks werden kleine tentoonstellingen gehouden van plaat-
werken, afgietsels, galvanoplastische reproductiën, voorwerpen van
Zweedsche en Finsche huisvlijt, van meubelen vervaardigd door den
architect E. Verschuyl en door den Heer Penaat, van huisraad in
zilver, koper en wit metaal door den Heer Eisenloeffel en van tex-
tielkunst. P.

Eerste jaarboek der vereeniging Amstelodanum. Amsterdam,
Mei 1902.

Uit dit verslag vernemen wij, dat de oproep tot de bezitters
van oude bescheiden slechts e'én antwoord deed inkomen, en dat het
plan om een legger van de gevelsteenen en monumenten saam te
stellen is opgegeven, daar eerlang de gegevens hiervoor door den
heer VVeissman zullen worden uitgegeven.

Aan andere leggers werd met kracht gewerkt. Het belangrijkst
hiervan zijn voor ons die van de handschriften betreffende de ge-
schiedenis van Amsterdam en die van de huizen, waarbij ook aan
de bouwkundige waarde eenige aandacht wordt gewijd. Van de
handschriftenlegger geeft de heer Dr. J. C. Been reeds een proeve,
die uit den aard nog slechts onvolledig is, doch die steeds belang-
rijker kan worden, als allen, die dergelijke handschriften onder zich
hebben, hiervan aan het bestuur bericht geven.

De op bl. 20—23 gegeven voorbeelden van huizenbeschrijving
schijnen meer voor genealogen dan voor oudheidkundigen ingericht.
De beschrijving der monumentale fragmenten toch neemt wel een
wat te bescheiden plaats in naast de lijsten van vroegere bewoners
en overdrachten. Of zijn hier toevallig twee bouwkundig geheel onbe-
 
Annotationen