Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (3.1901-1902)

3o8

de bewerking is mij te gebrekkig om haar aan een der Magnussen
toe te schrijven.

Het boekje erin is een Fransch Nieuw-Testament, in 1664 uit-
gegeven in den Haag bij »Jean & Daniël Steucker".

In de boeken van het Haagsch St. Lucasgilde staat: »Den 13
Augusty 1651 ontfangen van Daniël Stuekers, boekbinder, syn volle
gildegelt." »)

Het is dus niet onmogelijk, dat een der uitgevers zelf het
boekje gebonden heeft.

Jan Kalf.

Zorg voor oudheidkundige voorwerpen in Gelderland.

Aan de Staten van Gelderland is het volgend adres verzonden

Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de ondergetee-
kenden, meester Jean Frangois Bijleveld, Rijksarchivaris in de pro-
vincie Gelderland, meester Johan Julius Sigismund Baron Sloet en
Doctor Jacobus Simon van Veen, respectievelijk voorzitter en secre-
taris der vereeniging »Gelre", en meester Walraven Elias Johan
Baron van Balveren, secretaris der centrale Geldersche commissie
voor oudheidkunde en geschiedenis,

dat het geval zich zeer dikwijls voordoet, dat voorwerpen van
archeologische waarde, als grafzerken, doopvonten en dergelijke,
door veronachtzaming en misbruik (b.v. van zerken als dorpels en
van doopvonten als bloempotten) onherstelbaar beschadigd worden
en daardoor allengs reddeloos verloren gaan ;

dat het zeer wenschelijk zou zijn, dat die voorwerpen met het
oog op hunne kunst- of historische waarde behouden bleven;

dat dit b.v. met zerken zou kunnen geschieden door ze te
doen opnemen en in de kerk te doen inmetselen, met doopvonten
door ze aan te koopen en aan te bieden aan de eene of andere
verzameling van voorwerpen van geschiedenis en kunst binnen deze
provincie;

dat echter wegens gebrek aan fondsen tot dusver tot herstelling
of aankoop niet kon worden overgegaan;

dat. daarom de ondergeteekenden, die door den aard van hun
werkkring meer dan anderen in de gelegenheid zijn om op te merken,
hoeveel in deze richting zou kunnen worden gedaan, en die daarbij
overtuigd zijn van het belang der zaak, zich hebben vereenigd om
een poging in de door hen bedoelde richting aan te wenden bij de
Staten hunner provincie, van wie het bekend is, dat zij een open

1) Zie: Obreen's Archief, V, blz. 109.