DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:Berichten over Nederlandsche Musea
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.17409#0088
8o
Berichten over Nederlandsche Musea.
Rijksmuseum van Schilderijen.
Daartoe door de Redactie aangezocht, wil ik gaarne een kort
overzicht geven van de voornaamste aanwinsten van de verzameling
schilderijen in 's Rijks Museum, sedert mijne laatst opgave.
Zooals de Staatscourant uitvoerig vermeld heeft, werd de ver-
zameling verrijkt met de kostbare stukken van beroemde Fransche
en Hollandsche moderne meesters, te zamen 42 stuks, geschonken
door Mevr. de Baronesse van Lynden, geb. Baronesse van Pallandt,
welke verzameling door wijlen haren echtgenoot was bijeengebracht;
het is hier de plaats niet om over deze verzameling uit te weiden,
maar wel dient er op gewezen dat eene dergelijke schenking, die
wellicht eenige tonnen waard is, te beschouwen is als de grootste ooit
bij het leven aan het Museum gedaan. — Even zij aangeteekend dat
Baron van Lynden, behalve moderne stukken, ook 4 oude stukken
naliet, t. w. twee landschapjes met mythologische voorstellingen van
Abraham Genoels, welke schilder nog niet in het Museum ver-
tegenwoordigd was, een Laatste Avondmaal van G. de Lairesse
en een Stilleven (citroenen, een flesch, glas en een broodje op een
tafel), dat goede qualiteiten bezit, maar' nog al is gerestaureerd.
In de verzameling werden opgenomen, drie olieverfportretten
van Joost van den Vondel, geschilderd door Philips Koninck. Het
eene is een geschenk van Jhr. P. Hartsen en de erven van Jhr.
C. Hartsen. Dit portret werd in 1767 door Prof. Burman aan den
heer Antoni Hartsen overgedragen met onderstaanden brief.
Mijn Heer
De Heer Antoni Hartsen.
Op de Keizersgraft bij de Westérmarkt.
Mijn Heer en seer geachte Vriend!
Permitteer mij dat ik de vryheid gebruyke dit nevensgaande
pourtrait van den Prins der Nederduitschen Helicon te zenden
aan een der beste Nederduitsche Dichters onser eeuw en doet
mij 't genoegen dat te willen aannemen als een gering onderpand
van de achting waarmede ik de eer heb mij te noemen,
Mijn Heer en seer geachte Vriend,
Uw Eds. onderdanigen Dienaer en Vriend,
Van Huis, 13 Aug. 1767. P. Burman.
Berichten over Nederlandsche Musea.
Rijksmuseum van Schilderijen.
Daartoe door de Redactie aangezocht, wil ik gaarne een kort
overzicht geven van de voornaamste aanwinsten van de verzameling
schilderijen in 's Rijks Museum, sedert mijne laatst opgave.
Zooals de Staatscourant uitvoerig vermeld heeft, werd de ver-
zameling verrijkt met de kostbare stukken van beroemde Fransche
en Hollandsche moderne meesters, te zamen 42 stuks, geschonken
door Mevr. de Baronesse van Lynden, geb. Baronesse van Pallandt,
welke verzameling door wijlen haren echtgenoot was bijeengebracht;
het is hier de plaats niet om over deze verzameling uit te weiden,
maar wel dient er op gewezen dat eene dergelijke schenking, die
wellicht eenige tonnen waard is, te beschouwen is als de grootste ooit
bij het leven aan het Museum gedaan. — Even zij aangeteekend dat
Baron van Lynden, behalve moderne stukken, ook 4 oude stukken
naliet, t. w. twee landschapjes met mythologische voorstellingen van
Abraham Genoels, welke schilder nog niet in het Museum ver-
tegenwoordigd was, een Laatste Avondmaal van G. de Lairesse
en een Stilleven (citroenen, een flesch, glas en een broodje op een
tafel), dat goede qualiteiten bezit, maar' nog al is gerestaureerd.
In de verzameling werden opgenomen, drie olieverfportretten
van Joost van den Vondel, geschilderd door Philips Koninck. Het
eene is een geschenk van Jhr. P. Hartsen en de erven van Jhr.
C. Hartsen. Dit portret werd in 1767 door Prof. Burman aan den
heer Antoni Hartsen overgedragen met onderstaanden brief.
Mijn Heer
De Heer Antoni Hartsen.
Op de Keizersgraft bij de Westérmarkt.
Mijn Heer en seer geachte Vriend!
Permitteer mij dat ik de vryheid gebruyke dit nevensgaande
pourtrait van den Prins der Nederduitschen Helicon te zenden
aan een der beste Nederduitsche Dichters onser eeuw en doet
mij 't genoegen dat te willen aannemen als een gering onderpand
van de achting waarmede ik de eer heb mij te noemen,
Mijn Heer en seer geachte Vriend,
Uw Eds. onderdanigen Dienaer en Vriend,
Van Huis, 13 Aug. 1767. P. Burman.