Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (3.1901-1902)

76

(1901) is een som van f 5000 voor het doel uitgetrokken, en de
opvolger van den heer Cremer heeft door het vaststellen van een
post, groot ƒ10.000, op de begrooting voor 1902 zijn, trouwens
bekende, sympathie met het werk getoond. Aan het hoofd der com-
missie voor archaeologische opnemingen op Java is een man van
fijne opmerkingsgave geplaatst, de heer Brandes. De publicatie van
de resultaten van het onderzoek is opgedragen aan eene commissie
uit het Koninklijk Instituut voor taal-, land- en volkenkunde, van
welke commissie prof. Kern voorzitter en de heer Rouffaer secretaris
is. Binnen een paar jaar, zoo eindigde de heer IJzerman zijne mcde-
deeling, zal ons land waarschijnlijk een standaardwerk rijk geworden
zijn, de oud-Indische kunst waardig!

Zullen wij dit ook spoedig van Nederland kunnen vermelden ?

Met genoegen kunnen wij vermelden, dat de in de N. R. Ct.
van 26 Juni 1.1. besproken grafmonumenten van Nederlanders te
Smyrna »gered» zijn.

Een woord van hulde aan ons correspondeerend lid, den Heer
H. G. A. Obreen te Leiden, die zich hun behoud heeft aangetrokken
en, door hiervoor belangstelling te wekken, de noodige gelden hielp
bijeenbrengen.

De voorbereiding der oprichting van een Museum voor Oude
Kunst en Kunstnijverheid in het Wijnhuis te Zutfen is weer een
flinke schrede gevorderd, doordat B. en W. de zaak bij den Ge-
meenteraad hebben aanhangig gemaakt. Weliswaar werd in de
gemeenteraadszitting van gisteren besloten het voorstel uit te stellen
tot bij de begrooting, maar dit is slechts een formeel uitstel. Bij de
behandeling der begrooting komt het in elk geval opnieuw aan
de orde.

(Zutph. Ct. 1 Sept.)

Met ingang van I November is benoemd tot referendaris de
heer J. A. Royer, thans hoofdcommies bij de afdeeling Kunsten en
Wetenschappen.

BOEK- EN STEENDRUKKERIJ EDUARD IJDO. — LEIDEN.