Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 3.1901-1902

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Hattink, R. E.: Doopvont te Almelo
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.17409#0114

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
io6

In 1236 kreeg de Heer van Almelo verlof een kapel te bouwen:
uit een charter van 1299 blijkt, dat ze toen ecclesia curata was met
een plebaan en kerkmeesters en dat ze deel uitmaakte van het
kasteel Almelo; in dit charter is van een ecclesia inferior sprake,
zoodat er grond bestaat voor de meening, dat de kerk als eene
»dubbel-kerk" ingericht was.

In 1390 gaf bisschop Hubertus van Yppuse een aflaatbrief aan
de parochiekerk der martelaren St. Mauricius en Georgius te Almelo.

Hij, die »ad fabricam luminaria, ornamenta aut quaevis alia necessaria"
schonk, verdiende aflaat.

Nu vermoed ik, dat tot de geschenken, omstreeks 1390 gegeven,
de doopvont behoord heeft en dat deze, toen bij de reformatie pastoor
Holtman zelf overging, met de kerk aan de gereformeerden kwam,
die ze vermoedelijk als „oud vuil" opgeruimd hebben, toen in 1733
de kerk bijna geheel werd afgebroken, cf. Versl. & Meded. der
Vereeniging tot beoef. van Overijss. regt en geschiedenis XI. 45.
XXI 3, 21, 26.

Deze doopvont, niet vernield, schijnt of door den Heer van
Almelo of door het Kerkbestuur bewaard te zijn en zal vermoedelijk
aan de roomschen teruggegeven zijn, toen zij in 1784 krachtens
verlof van de Vrouwe van Almelo, een kerk gingen bouwen ; voor
welk verlof ƒ 6000 betaald moest worden. Bevorens behoorde Almelo
onder de statie Tubbergen.

De doopvont, opnieuw in gebruik genomen, is vermoedelijk uit
de kerk verwijderd, toen men een voor het oog mooiere vont kon
aanschaffen en in den pastorietuin als vaste bloembak ingegraven.

Mr. R. E. Hattink.
 
Annotationen