Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 3.1901-1902

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Portheine, H.: Het graf, de graftombe en het beeld onder den baldakijn van Hertog Karel van Egmond in de St. Eusebius-of Groote Kerk te Arnhem, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17409#0117

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
109

De vergadering besloot tevens bij ontdekking van het graf, dit
te openen, het kistje daaruit te nemen en voorloopig ten Raadhuize
te bewaren.

Op den volgenden dag waren voornoemde heeren — de eersten
geassisteerd door den Auditeur Dr. G. van Hasselt — op het bepaalde
uur ter plaatse bijeen, waar bovendien bijna de geheele Magistraat
met haren oudsten Secretaris Thibout, den Onderkerkmeester Enschut,
eenige Rijks- en gemeentelijke ambtenaren en enkele Burgers tegen-
woordig waren.

Er werd verondersteld, dat de grafstede zou zijn vóór het voor-
malig hoogaltaar dier kerk, »alwaar een serk van min gewoone groote,
»maar welk door deszelvs inhakkkingen en overgeblevene blijken
»van ingegooten lood een daar in voormaals gesoudeerde koopere
»plaat en die dan met een opschrift, en alzo een meer dan gewoonen
»deksteen te vermoeden gaf." Die zerk had het nummer 68.

Ter plaatse werd werkelijk het gezochte graf gevonden. Het
houten kistje bleek evenwel vergaan te zijn, maar een langwerpig
kistje, uit dik lood samengesteld, waarvan echter een der korte wanden
had losgelaten, was nog aanwezig, rustende op een ijzeren rooster.
In dit looden kistje vond men het zilveren kistje, dat door een zeer
dik bruingeel roest aan het eerstgenoemde was vastgeraakt. Zooals
het een en ander zich bij de ontdekking vertoonde, werd het naar
het Raadhuis overgebracht.

Inmiddels had men besloten, dat met het zoeken naar den graf-
kelder van den Hertog in de Groote Kerk den 23Bte" September een
aanvang zou worden gemaakt. De plaats hiervan was al evenmin bekend,
als nog kort te voren met die, waar het hart van den hertog begraven
lag, het geval was. Waar dc ingewanden tc Monnikhuizen ') begraven
zijn, is evenmin bekend, hiervan ontbreekt de geringste aanwijzing.

De gecommitteerden uit den Raad vermeenden, dat de kelder
niet onder de graftombe in de kerk was, maar daarnaast. Toen dat
graf in 1751 aan den Heer L. van Ruijven werd verkocht en dien-
tengevolge werd geopend, bevond men daarin »het lijk van een
>voormaals gebalsemd manspersoon en daarom met een geopenden
»buyk, liggende, echter niet in een loode kist, maar op een plank,

IJ Dit was een der oudste kloosters van de stad, bekend door zijne grootte en prach-
tige bouworde en door Hertog Reinout II en zijne gemalin Elisabeth in 1328 gesticht. De
stichtingsbrief dateert evenwel van 1342. Het stond oudtijds in het midden van Klarenbeek, niet
ver van de boschwachterswoning, die heden nog dien naam draagt. Het was eenmaal het lust-
oord van beroemde Geldersche vorsten, waarvan eenige hier hun laatste rustplaats bepaalden,
o. a. Hertog Willem van Gulik, overl. 16 Maart 1402 en zijne gemalin Cath. van Beyeren, over-
leden 14 Nov. 1400. Het klooster werd in 1572 geplunderd en de monniken er uit verjaagd. In
1586 werd het door de stad verhuurd. De Magistraat verleende in 1606 aan ieder ingezetene
vergunning hiervan steen weg te halen, zoodat in 1636 nog slechts enkele muren waren overge-
bleven. Thans is de juiste plaats niet meer te ontdekken.

8
 
Annotationen