Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 3.1901-1902

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Tentoonstelling te Alkmaar
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17409#0139

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
i3i

zijn, maar op geen van beide stukken heb ik een handteekening of
dateering kunnen ontdekken. Of is door hun herkomst het jaar der
vervaardiging bekend? Hun authenticiteit is boven eenigen twijfel
verheven.

Na ter Borch dwingt Cesar van Ever dingen onze bewondering af
door de twee portretten van Johan van Nordingen den Jonge en
Maria Fransz. van Steenhuyzen, diens vrouw, stichter en stichteres
van het Provenhuis van Joh. v. Nordingen, dat deze portretten
(nos 28a en b) inzond. Beide zijn borstbeelden, flink, eenigszins vet ge-
schilderd, in frissche kleuren. Vooral het mansportret is zeer mooi. Het
is gemerkt met het monogram C. V. E. en het jaartal 1643. Het
vrouwsportret draagt geen merk, evenmin als de beide andere por-
tretten, van van Nordingen en zijn zuster, beide in herderscostuum, uit
hetzelfde Provenhuis, welke eveneens door van Everdingen zijn ge-
schilderd, hoewel vroeger (nos. 28c en d.). Zijne hand meen ik ook
te herkennen in het portret der stichteres van het Hofje van Bijle-
vert (n°. 30a).

De vier eerste regenten van genoemd Provenhuis, door den
Alkmaarschen schilder Dirk Metins vereeuwigd, waren ook tentoon-
gesteld. Veel valt van dezen kunstenaar niet te zeggen: hij is een
der vele middelmatige, technisch goed ontwikkelde portretschilders,
zooals onze zeventiende eeuw er vooral in het begin zoovele heeft
opgeleverd. Metius' tweede hier aanwezig regentenstuk, gemerkt met
het monogram D. M. en gedateerd 1640, uit het Burgerweeshuis '), is
beter dan het eerste, maar de handen zijn ook hierop niet gelukkig.
Doomer is in dit opzicht zijn stadgenoot vooruit in zijn regentessenstuk
van het Burgerweeshuis ') (gem. en gedat. 1681). Dat dit als geheel niet
zulk een indruk maakt als Metius stuk, kon Doomer niet helpen:
de af te beelden dames waren daarvoor tè welgedaan.

Aan Mierevelt waren natuurlijk allerlei portretten toegeschreven,
o. a. n°. 28 j. (inzender Mr. B. van der Feen de Lille) waarvan ik geen
maker durf te noemen: het doet nog het meest aan Wybrand de
Geest denken, maar is hem niet. N°. 23e, van denzelfden inzender, die
een mooie portrettencollectie blijkt te bezitten, is daarentegen wel
degelijk een Mierevelt, als hoedanig het schilderij — portret van
Hendrik van Oss — dan ook in den catalogus fungeert. Het is ge-
merkt: M. Mierevelt Aet. 53 A°. 1637. Ook n°. 231, tot dezelfde
verzameling behoorend en als onbekend opgegeven, was een Mierevelt,
het portret van Daniël de Dieu. Het schilderij is niet meer in een
al te goeden toestand. Een handteekening was er niet op te vinden:
slechts boven een fragment van een Hebreeuwsche inscriptie, waar-

1) Zie over deze stukken: C. P. Bruinvis, Beschrijving der Schilderijen in het Burger
weeshuis te Alkmaar : Alkm., H. Coster & Zoon, 1870.
 
Annotationen